De taalkundige grondslagen van het cryptogram, De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80 - DBNL (2024)

[pagina 379]

[p. 379]

De taalkundige grondslagen van het cryptogram

H.J. Verkuyl (RUU)

Inleiding

Cryptogram betekent ‘geheim (= crypto-) schrijfsel (= gram)’. Taal is heel geschikt om openlijk betekenis over te dragen, maar de menselijke geaardheid eist meer. Taal moet ook zo kunnen worden gebruikt dat onder een schijnbare betekenis een andere betekenis schuil gaat. Deze verborgen betekenis wordt verkregen door een speciale vormgeving en is alleen toegankelijk voor personen die een ‘sleutel’ tot de vormgeving hebben of vinden. Zo wordt het spannend. Geheime diensten schrijven geheim omdat ze van het verbergen van betekenis hun beroep hebben gemaakt: ze bedenken codes, d.w.z. vormafspraken. De tegenpartij moet ze zien te ontrafelen. Elk leger heeft dan ook een cryptografische dienst, maar die heeft net zo weinig met cryptogrammen te maken als generaals met het schaakspel.

Ook voor taalkundigen is het cryptogram een vrijetijdsbesteding. Toch valt er taalkundig wel iets over te zeggen, al is dat nauwelijks gedaan. De vormgerichte Opperlandse taalkundige Battus liet het genre helaas buiten de grote groep grammen die hij wel in beschouwing nam: de betekenis speelde hem te veel mee. Wel is er een studie over het woordspel, maar cryptogrammen blijven daar buiten beschouwing (Schultink 1964). Het wordt dus tijd er iets aan te doen.

Het cryptogram wordt beschouwd als de hoogste ladder van de denksport, een paar trappen hoger dan de gewone kruiswoordpuzzel die ook lager staat dan de zogeheten doorloper (een kruiswoordpuzzel zonder zwarte vakjes). De extra handicaps van het cryptogram geven de puzzelaar het gevoel een bijzondere prestatie te hebben geleverd. Dat gevoel krijg je alleen als er spelregels zijn. Ik zal laten zien dat deze regels taalkundig te achterhalen zijn. Het blijkt dat er twee hoofdtypen crytogramopgaven zijn, waarvan het bestaan is terug te voeren op twee taalkundige grondbegrippen, nl. betekenisovereenkomst en vormovereenkomst. Uit dit onderscheid valt een vrij overzichtelijke klassificatie te maken, waaruit ook de esthetische waardering kan worden afgeleid.

In kruiswoordpuzzels wordt een betekenisomschrijving (hieronder vaak afgekort als O) gegeven en wat gevonden moet worden is een woord dat aan die omschrijving voldoet. Het te vinden woord noem ik trefwoord (hieronder vaak afgekort als T). Een puzzelwoordenboek is er om puzzelaars te helpen. Deze kunnen namelijk doorgaans geen ‘gewoon woordenboek’ gebruiken omdat daar het trefwoord eerst gegeven wordt en gevolgd wordt door de omschrijving, terwijl bij kruiswoordraadsels de omschrijving voorop staat (Verschuyl 1982). Het cryptogram heeft met een kruiswoordpuzzel de omgekeerde volgorde gemeen: de omschrijving leidt tot het trefwoord. Er is echter een verschil: keer je de O → T-volgorde van een kruiswoordopdracht om, dan beland je in een gewoon woordenboek (of voor plaatsnamen en zo, in een encyclopedie). Het geheim van het cryptogram is dat dat niet gebeurt.

[pagina 380]

[p. 380]

Betekenisovereenkomst

Het principe van woordenboeken is dat er een doorgaans systematische betekenisovereenkomst is tussen O en T. Deze overeenkomst neemt verschillende vormen aan: (A) de betekenis van O is identiek met die van T. In dat geval spreekt men van synonymie; (B) de betekenis van O omvat de betekenis van T. In dat geval spreekt men wel van hyponymie of inclusie.

Synonymie doet zich voor op twee manieren: O bestaat net als T uit één woord, zoals (1); O is dan een synoniem van T. Of O bestaat uit een uitgebreider karakterisering zoals (2) en (3); O is dan synoniem met T.

(1)dissertatie = proefschrift;
(2)een bediende = iemand die voor een ander voor loon persoonlijke of huiselijke diensten verricht.
(3)proefschrift = geschrift van een doctorandus of ingenieur op welks verdediging hem de titel van doctor wordt verleend

In (1) werkt het ‘naar beide kanten’-principe: als iets een dissertatie is, is het ook een proefschrift; en andersom: als iets een proefschrift is, is het ook een dissertatie. Dit principe werkt ook in (2) en (3). In alle drie gevallen vervangt T de omschrijving van O. In de Van Dale-definities (2) en (3) vervangt het gedeelte links, T dus, zonder betekenisverlies O en spaart daarmee een lange omschrijving uit. Uit (3) volgt dat de O uit (1) zelf weer een T kan zijn.

Synonymie ligt ook ten grondslag aan de vertaling van het Nederlandse woord paard in het Engelse woord horse. Je zou bij (1) dus kunnen spreken van een vertaling van een Nederlands woord in een ander Nederlands woord. Voorbeelden van strikte of bijna strikte synonymie in de kruiswoordpuzzelsfeer: heldendicht = epos; tweetal = duo; taalkunde = linguistiek; betekenisleer = semantiek. Overigens zijn er betrekkelijk weinig echte synoniemen. Bekijk nu (4):

(4)lakei= huisbediende in livrei
(5)lakei= bediende
(6)bediende= lakei

In (4) wordt weer een Van Dale-definitie gegeven. Aan (2) wordt een kenmerk toegevoegd (livreidragend) en je krijgt een lakei. Ook in (4) is sprake van synonymie tussen O en T. Maar wat gebeurt er in (5) en (6)? Zeker is dat elke lakei een bediende is, maar niet elke bediende is een lakei. Men kan hier niet meer het ‘naar beide kanten’-principe laten gelden: er treedt betekenisverlies op. Er zijn dus twee soorten ‘=’, een sterke vorm in (1) -(4) en een slappere vorm in (5) en (6). In het laatste geval is er sprake van inclusie.

Iemand die zegt Ik zag een Schot lopen geeft meer informatie dan iemand die zegt Ik zag een Brit lopen. Iets abstracter: als x een Schot is, is x een Brit. Maar niet: als x een Brit is, dan is x een Schot. Hier werkt het ‘naar één-kant’-principe. De inclusierelatie is heel systematisch en voor definities onontbeerlijk: ‘malaria is een ziekte...’, ‘de agave is een plant...’. etc.

[pagina 381]

[p. 381]

Ook in kruiswoordpuzzels maakt men veel van deze relatie gebruik: bediende = lakei; plaats in Gelderland = Ede, Epe, etc; soort plant = agave, lisdodde, etc.; heldendicht = Ilias, Edda, etc.; ongeval waartegen men verzekerd is = aanrijding, brand, etc.. De vertaling van het Nederlandse woord rivier in het Franse woord fleuve is gebaseerd op het inclusieprincipe: een fleuve is een rivier die direct in zee uitmondt, er zijn ook andere rivieren (rivière).

Er zijn nog twee andere vormen van betekenisrelaties tussen O en T, die bij cryptogrammen wel, maar in woordenboeken niet of nauwelijks voorkomen: nl. definitie door overlap en door tegenstelling. Om de verschillen met A en B duidelijk te maken, geef ik betekenissen weer in cirkels. In diagram A vallen twee cirkels samen, in diagram B is sprake van inclusie, in diagram C van overlap, in diagram D van tegengesteldheid.

De taalkundige grondslagen van het cryptogram, De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80 - DBNL (1)

Bij overlap in C ontbreekt een systematische betekenisovereenkomst. Hagel en noodweer zijn natuurverschijnselen die wel eens samengaan, maar niet noodzakelijk. Dat kan men uitdrukken in C.

Tenslotte geeft D de situatie aan dat O en T elkaar uit zouden sluiten als er niet een verbindend middel zou zijn: zo sluit O dood de T levend uit, maar toevoeging van niet aan O brengt je dan naar A of B. Zo vormen de O geleidelijk en de T plots(eling) een tegenstelling die wordt opgeheven door van O niet geleidelijk te maken (zie bijv. (23) hieronder).

Het Synotype

Het hoofdtype cryptogramopgaven dat gebaseerd is op betekenisovereenkomst noem ik het synotype (SYN = synonymie; OT = OT). Het omvat alle soorten OT-opdrachten die zijn te analyseren met behulp van de

[pagina 382]

[p. 382]

diagrammen A t/m D. Het hoofdtype is genoemd naar de meest ‘zuivere’ vorm, nl. synonymie. In alle gevallen is er sprake van een ‘vertaling’. Ik geef dat weer als een omzetting van X (X = O of een deel daarvan) naar X ' (X ' = T of en deel ervan).

Ik begin met de meest simpele: wegbereiderstraatmaker. Het principe is (te) simpel: maak O dubbelzinnig; ruikerneus, onderkomenkrot, stomnietszeggend. De vorm ervan is: vertaal X = O in X ' = T. Omdat O uitsluitend uit X bestaat, noem ik dit type monosyn.

Veel interessanter zijn gevallen als (7) - (11):

(7)moedertje→ mini/ma
(8)dringend verzoek om vuur→ schiet/gebed
(9)ongedierte wordt daar wijzer van→ teken/les
(10)geen wc→ on/gemak
(11)er is een Brit teveel→ over/schot

Hier wordt O opgedeeld in stukken X en Y waarvan de vertaling is terug te vinden in T: in (7) geldt tjemini, moederma; in (8) vuurschiet, dringend verzoekgebed, etc. Geval (11) is een combinatie van A en B: BritSchot via inclusie, er is teveelover via synonymie. De vorm van deze categorie is: X + Y → [X ' + Y '], waar de vierkante haken aangeven dat T één woord is. Omdat O in X en Y uiteenvalt, noem ik dit type duosyn.

In het derde type wordt O ook opgesplitst, maar naast X en Y is er een Z, waarvan de vertaling Z ' in haar geheel T wordt. Daarbij is Z ' = [X ' + Y ']. De voorbeelden in (12) - (15) illustreren dit:

(12)O: 't bestuur (Z) zorgt voor eigentijdse (X) beglazing (Y)
T: Z ' = moderamenX ' = modeY ' = ramen
(13)O: Was (X1) precies (Z) een opvoering (Y) geweest (X2)
T: Z ' = exactX ' = exY ' = act
(14)O: Pijnlijk (Z) laatste stuk (Y) van een loot (X)
T: Z ' = stekendX ' = stekY ' = end
(15)O: Twee vogels (X, Y) om te vangen (Z)
T: Z ' = valkuilX ' = valkY ' = uil

Geval (15) bevat met vogel X → valk en vogel Y → uil een slimme complicatie. Het type (12) - (15) noem ik treisyn, omdat O in drieën uiteenvalt. Theoretisch is een tetrasyn (met vier delen O) denkbaar, maar in het mij beschikbare materiaal heb ik dat type niet aangetroffen. Het blijkt erg moeilijk te zijn het ideaaltype treisyn te vinden: bestuur is niet strikt synoniem met moderamen. Geval (14) komt dicht bij het ideaal maar pijnlijk is niet geheel synoniem met stekend. Toch is treisyn ook in zijn mengvormen A en B de absolute top van het synotype.

Vormovereenkomst

Ik kom nu bij een tweede belangrijk grondbegrip, dat van de hom*onymie. Dit is een vormeigenschap: één taalvorm heeft meer dan één betekenis. In

[pagina 383]

[p. 383]

onze termen: met één T zijn twee O's te verbinden. Het standaardvoorbeeld is altijd: bank in de betekenis van 01 ‘geldinstelling’ en bank in de betekenis van O2 ‘plaats om te zitten’. Diagram E geeft weer hoe men zich dat voor kan stellen. Soms zijn twee O's met elkaar verwant, bijvoorbeeld via inclusie, in het geval van aarde in de betekenis ‘grond’ en aarde in de betekenis ‘hemellichaam’. Een interessante relatie tussen 01 en O2 wordt weergegeven in diagram F: het brengt via een overkoepelende omschrijving die op beide van toepassing is verband aan tussen O1 en O2. Een voorbeeld is: ster in de betekenis van ‘hemellichaam’ en ster in de betekenis van ‘iemand die beroemd is op het gebied van de media’. Beide betekenissen horen dan thuis in een verzameling van dingen die in enigerlei vorm schitteren.

De taalkundige grondslagen van het cryptogram, De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80 - DBNL (2)

Bij hom*onymie bestaat tussen de paren O1 en T en O2 en T elk een relatie van synonymie of inclusie (of eventueel overlap en tegengesteldheid). Bijvoorbeeld:

(16)sport= trede van een ladder
(17)sport= vorm van ontspanning die vaardigheid en/of kracht vordert en bevordert
(18)verwezen= onthutst
(19verwezen= doorgestuurd (door een arts)

Het hom*otype

Het type cryptogramopgaven dat gebaseerd is op vormovereenkomst noem ik hom*otype (HOM = hom*onymie; OT = OT). Het wordt gekenmerkt door het feit dat T hom*oniem is. O valt uiteen in een deel X = O1 en een deel Y = 02.

Hier begin ik met het - taalkundig gezien - interessantste type: het a-hom*ogame type (hom*ogaam = gelijktijdig rijp, en α staat voor een bepaalde graad van hom*ogamie). Bekijk de volgende gevallen:

(20)gericht (X) vastgemaakt (Y)→ aangelegd
(21)opgewassen tegen (X) een staakt het vuren (Y)→ bestand
(22)onthutst (X) (en) doorgestuurd (Y)→ verwezen
(23)zulke verwikkelingen (X) (gaan) niet geleidelijk (Y)→ plots
(24)die streepjes (X) getuigen van liefde (Y)→ minnen

[pagina 384]

[p. 384]

(25)Duisenberg en Lardinois, dat zit goed→ bankstel
(26)pessimistische (Y) belastingontduiker (X)→ zwartkijker
(27)gewapende (Y) vertegenwoordiger (X)→ agent

De vorm is: O bevat X en Y; X heeft een vertaling X ', Y heeft een vertaling Y ', en X ' = Y ', terwijl X ≠ Y. De waarde a is optimaal, als zowel X als Y synoniem zijn met T. Hij wordt minder als Y slechts een bepaald inclusieverband of nog ‘toevalliger’ relatie aangeeft.

Soms doen cryptogrammeurs een beroep op de vorm alleen:

(28)Die weten 't in dat gebied (X)→ Twente
(29)Die godin (X) geeft de maat aan→ Demeter

Men krijgt dan de anagramraadsels, waarvan (28) een voorbeeld is. Er correspondeert geen betekeniscirkel meer met weten't. Anagramraadsels hebben een lage alfawaarde. Slechts in enkele gevallen zijn ze mooi, nl. als de betekenis toch met de vorm speelt, zoals in de oppervlakte van een eiland bepaaldTiengemeten en in (29).

Een zelfstandig hom*otype is het idiotype. Hier bevat O een spreekwoord of een staande uitdrukking (Y) waarin de maker van de opdracht een verandering (X) heeft aangebracht. X moet worden vertaald naar T, maar T is hom*oniem. Y is een karakteristiek van de tweede lezing van T. Voorbeelden:

(30)uit zo'n mandje (X) kun je schieten→ slof
(31)gewas (X) dat buiten gezet kan worden→ bloemetjes
(32)die kant (X) is niet zo mooi→ keerzij
(33)daarmee kun je met hagel schieten→ noodweer

Het hom*otype bevat dus niet zoals het synotype vormelijk te onderscheiden subgroepen: het is meer een gradueel type, maar telkens gebaseerd op de dubbelzinnigheid van T.

Esthetiek

Over smaak valt niet te twisten. Is dat zo? In het schaakspel is er nauwelijks enige twijfel mogelijk over de vraag of een stelling mooi is. Dat komt doordat het spel bepaald wordt door regels. Bij cryptogrammen is dat ook zo. Ik denk daarom dat het onderscheid tussen de diagrammen A t/m D vrij beslissend is voor waardeoordelen. Hoe dichter bij synonymie, des te mooier. En voor het synotype geldt iets als: treisyn en duosyn zijn mooier dan monosyn. Het hom*otype moet het hebben van een hoge alfawaarde, het idiotype van het vervreemdingseffect: een staande uitdrukking gaat plotseling lopen.

Ik eindig met een opdracht: ga na in welk type de volgende passen:

(34)Dit genotmiddel is meer dan genoeg→ tabak
(35)Kruiper met plakkerige vingers→ strooplikker
(36)De Duitsers hebben het niet→ geweten

[pagina 385]

[p. 385]

Bibliografie:

Cryptogramrubrieken van de NRC/Handelsblad, De Volkskrant en Folia Civitatis.
Schultink, H. (1964), ‘De linguistische grondslagen van het woordspel’. In De Nieuwe Taalgids 57, 242-252.
Verschuyl, H. (1982), Grote Puzzelencyclopedie. Utrecht
De taalkundige grondslagen van het cryptogram, De Nieuwe Taalgids. Jaargang 80 - DBNL (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kareem Mueller DO

Last Updated:

Views: 6557

Rating: 4.6 / 5 (66 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kareem Mueller DO

Birthday: 1997-01-04

Address: Apt. 156 12935 Runolfsdottir Mission, Greenfort, MN 74384-6749

Phone: +16704982844747

Job: Corporate Administration Planner

Hobby: Mountain biking, Jewelry making, Stone skipping, Lacemaking, Knife making, Scrapbooking, Letterboxing

Introduction: My name is Kareem Mueller DO, I am a vivacious, super, thoughtful, excited, handsome, beautiful, combative person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.